Conflicten:
wat zijn het?

Een onderzoek naar conflictdefinities in de literatuur toont een enorme bandbreedte van het begrip. De definities onderscheiden zich zowel door een verscheidenheid aan aspecten als door hun lengte en scherpzinnigheid.
Conflicten: <br>wat zijn het?

Door: Friedrich Glasl
Definitie van ‘sociaal conflict’

De omschrijving van D. Berlew (1977) is waarschijnlijk het kortst door de bocht: ‘Er is sprake van een conflict als men onderling onenigheid heeft.’ Deze definitie is echter theoretisch als praktisch onbruikbaar, omdat volgens deze beschrijving iedereen met iedereen een conflict heeft, daar het onwaarschijnlijk is dat we het ook maar met één persoon in elk opzicht eens zijn. Ook het conflictbegrip van Ralf Dahrendorf (1961) is ruim en vaag: ‘Het begrip conflict is allereerst van toepassing op elke relatie tussen elementen die zich door objectieve (‘latente’) of subjectieve (‘manifeste’) tegenstellingen laat duiden.’

De definitie van L. Rosenstiel (1975): ‘Er is sprake van een interindividueel – zogenoemd sociaal – conflict, als tussen conflictpartijen, die steeds uit tenminste één persoon bestaan, onverenigbare handelingstendensen waargenomen worden.’ Deze definitie verheft handelingstendens, houding en instelling tot hoofdzaak, zonder te zeggen dat dit door de partijen als een verstoring of een blokkade ervaren wordt.

Veel Anglo-Amerikaanse auteurs leggen in hun definities het accent op tegenstellingen tussen doelen respectievelijk belangen, welke de partijen najagen. Voorbeelden daarvan zijn volgens L. Kriesberg (1973): ‘Social conflict is a relationship between two or more parties who (or whose spokesmen) believe they have incompatible goals.’ De omschrijvingen van G. Schwarz (1977), H. Werbik (1976) en E. Billmann (1978) luiden overeenkomstig: Werbik en Billmann spreken van een conflict, als ‘...twee partijen (personen, groepen, instituties) incompatibele doelen najagen, zodanig, dat de ene partij zijn doel alleen maar bereiken kan, als de andere partij zijn doel niet bereikt.’ Onbeantwoord echter blijft hierbij de vraag of hiermee een subjectieve ervaring of een objectieve realiteit bedoeld wordt. Er is vaak sprake van dat het oogmerk van de ene partij dat van de andere niet hoeft uit te sluiten.

L. Brown (1983) gaat nog een stap verder, doordat hij bij belangentegenstellingen uitdrukkelijk ook nog tegengestelde handelwijzen voegt ‘Conflict is incompatible behavior between parties whose interests differ.’ Hij gaat dus mee in de definities van L. Pondy (1967), S. Schmidt en T. Kochan (1972), D. Katz en R. Kahn (1978), en anderen. Schmidt en Kochan benadrukken bovendien nog, dat de partijen afhankelijk moeten zijn van gedeelde bronnen en wederzijdse activiteiten. Door de bronafhankelijkheid dekt deze definitie niet de vele conflicten die primair om ideële  conflictonderwerpen gaan: geloofs- en ideologische twisten die tot wederzijdse vernietiging kunnen escaleren. Ken Thomas (1976) komt na het vergelijken van vele gangbare definities tot de volgende begripsomschrijving: ‘Dyadic conflict will be considered to be a process which includes the  perceptions, emotions, behaviors, and outcomes of the two parties (...). Conflict is the process which begins when one party perceives that the other has frustrated, or is about to frustrate, some concern of his.’ Een dyadisch conflict staat bij Thomas voor een sociaal conflict. Deze definitie komt heel dicht bij de werkelijkheid, omdat niet alleen tegengestelde belangen en bedoelingen, maar ook psychische hoedanigheden ertoe bijdragen: perceptie, gevoel, houding. Ook kunnen een eenzijdige kijk op de dingen of een eenzijdige actie bepalend zijn voor een conflict. Het hoeven dus niet altijd twee partijen te zijn die met een overeenkomstig conflict te kampen hebben en dat in hun handelswijze uitdragen. Dit blijkt met name bij conflictoplossingen die door een enkele partij worden aangedragen.

Ook de definitie van Hugo Prein (1982) is veelomvattend: ‘We kunnen spreken van een sociaal  conflict wanneer tussen twee of meer partijen (personen of groepen) de belangen, doelen, rollen en/of opvattingen met elkaar onverenigbaar zijn (of lijken). Een conflict wordt evenwel pas een psychologische realiteit wanneer één van beide partijen zich van deze incompatibiliteit bewust wordt en eventueel ertoe overgaat om zijn vijandige gevoelens in daden om te zetten’. Prein benadrukt nog meer de mogelijkheid dat eenzijdige blikken, belangen, handelswijzen en dergelijke tot een sociale conflictsituatie kunnen leiden.

De definitie van Bruno Rüttinger (1980) bevat veel van de reeds genoemde elementen, en luidt als volgt:

‘Sociale conflicten zijn

  • Spanningssituaties;
  • waarin twee of meer partijen,
  • die van elkaar afhankelijk zijn,
  • met nadruk proberen,
  • ogenschijnlijk of daadwerkelijk onverenigbare
  • actieplannen
  • te verwezenlijken
  • terwijl ze zich daarbij bewust zijn van de tegenstander.

Hoewel Rüttinger recht doet aan de ervaringsfeiten is zijn definitie met de genoemde elementen toch scherp geformuleerd. Hij maakt een duidelijk onderscheid met een niet conflictueuze situatie. Wij ervaren het echter wel als een belangrijk gemis dat Rüttinger ervan uitgaat dat beide (of meer) partijen de situatie eensluidend als oppositioneel beschouwen. Dat is niet het geval – en toch leidt het tot alle bekende conflictmechanismen, tot escalatie enzovoort.

Onze eigen definitie van een sociaal conflict is een poging tot een synthese van conflictdefinities – vooral die van Ken Thomas, Hugo Prein en Bruno Rüttinger – met een strak omlijnde begrenzing: ‘Het sociaal conflict is een interactie tussen actoren (individuen, groepen, organisaties enzovoort), waarbij tenminste één actor een verschil respectievelijk incompatibiliteiten bij het waarnemen en bij het denken respectievelijk inbeelden en bij het voelen en bij het willen met de andere actor (de andere   actoren) dusdanig ervaart, dat de verwezenlijking hiervan, wat de actor denkt, voelt of wil, door een andere actor (de andere actoren) belemmerd wordt.’

Daarbij komt het met name op het volgende aan:

  • Er bestaat een interactie, dus een op elkaar betrokken communicatie of handelen; het hoeft niet altijd om grove geweldpleging te gaan;
  • het is voldoende als een van de actoren de incompatibiliteit als zodanig beleefd en dienovereenkomstig handelt; het kan toch nooit objectief worden vastgesteld of deze ervaring al of niet aan de orde is;
  • de incompatibiliteit kan bij het denken/inbeelden/waarnemen dus enkel op het cognitief respectievelijk perceptief niveau aanwezig zijn – er moet ook sprake zijn van een passende actie (bijvoorbeeld: verbale communicatie); er is geen sprake van een sociaal conflict, als enkel de inhoud van ons denken en onze inbeelding wordt weersproken –, zonder enige actie (bijvoorbeeld: overtuigings- of bekeerpogingen, brainwashing of andere mentale beïnvloeding);
  • de incompatibiliteit moet ook in het gevoelsleven respectievelijk in het wilsleven aanwezig zijn; aan het begin van een conflict zijn wellicht alleen tegenstrijdige begrippen voorhanden, die later ook greep kunnen krijgen op het gevoel en de wil;
  • ten minste één partij (actor) ervaart de interactie (ongeacht of dit terecht of onterecht is) zodanig, dat de reden voor het niet verwezenlijken van de eigen gedachten, gevoelens/of intenties aan de andere partij toegeschreven wordt; het is daarbij niet van belang of dit door de tegenpartij bewust of onbewust, opzettelijk of per ongeluk gedaan wordt;
  • zonder het zich realiseren en het ervaren van belemmering (verhindering, tegenstand, weerstand of offensief) van de zijde van tenminste één partij, kan er niet gesproken worden van een sociaal conflict. Want anders was ons hele aardse bestaan per definitie een conflict, omdat we waarschijnlijk anders percipiëren en denken, anders voelen en willen dan onze medemens;
  • zelfs als slechts één partij dit subjectief zo ervaart, zal hij zich ook in de communicatie met de vermeende tegenstander en in het verdere gedrag zo manifesteren, dat hij de belemmering door de andere actor ongedaan wil maken.

 

Wat is geen sociaal conflict?

 

Alleen interactiesituaties die de bovengenoemde kenmerken vertonen, duiden wij als sociaal conflict.

Er bestaat echter een overvloed aan interacties waarin niet aan al deze voorwaarden in dezelfde mate is voldaan, die voor het conflict constituerend zijn. We noemen ze daarom geen conflict, maar:

  • Incompatibiliteiten in het cognitief domein. Ik kan een begrip anders definiëren dan mijn collega – en we kunnen ons zeer wel bewust zijn van het verschil – zonder dat we ruzie krijgen! Ik kan een gebeurtenis anders waargenomen hebben dan mijn vrouw – zonder dat dit verschil in waarneming uitmondt in weerspannigheid. Er zijn dus cognitieve tegenstellingen bij de vleet, maar die hoeven geenszins tot een conflict te leiden – ze zijn veeleer een voorwaarde voor creativiteit en vitaliteit. Uit verscheidenheid ontstaan nieuwe ideeën. Conflictoplossing streeft niet naar opheffing van deze tegenstellingen, maar moet de partijen leren er constructief mee om te gaan. Als we ons de cognitieve incompatibiliteiten bewust zijn, dan spreken van logische tegenspraak, semantisch onderscheid of perceptieverschil.
  • Incompatibiliteiten in het gevoelsdomein. Ik ben een groter liefhebber van klassieke muziek dan van jazz, voor mijn zoon geldt het omgekeerde, maar wij verdragen zonder wederzijdse  ergernis elkaars voorkeuren. Pas als naar aanleiding van deze voorkeuren de strijd om de gemeenschappelijke platenspeler begint, kan dit een conflict worden: dan doet zich een belemmering in de verwezenlijking ervan voor. De incompatibiliteiten op dit gebied kunnen we ervaren als emotionele tegenstellingen of als ambivalentie (tegelijkertijd sympathie en antipathie). Zo gauw we ons hiervan bewust zijn en ons er onverenigbare voorstellingen (enzovoort) van maken, spreken we van een ‘spanning’.
  • Incompatibiliteiten in het wilsdomein. Verschillen in wat partijen willen, die niet in de handelswijze tot uitdrukking komen vormen op zich nog geen conflict. We spreken hier van ‘antagonismen’. Zo gauw zich bij de intentionele antagonismen gevoelstegenstellingen en incompatibele voorstellingen voegen, ontstaat er een ‘crisis’, die binnen korte tijd tot vijandig gedrag kan leiden.
  • Incompatibele handelswijzen botsen met elkaar. Heel vaak is het gedrag van de ene actor onverenigbaar met het gedrag van de andere: in een opeengepakte mensenmenigte stoten we elkaar zonder er erg in te hebben met de ellebogen aan, of we staan in de lift op elkaars tenen. Zo lang dit hinderende gedrag echter niet gepaard gaat met opzet, gevoelens en bedoelingen, spreken we van een ‘incident’. Maar ook een incident kan uitgroeien tot een crisis of tot een volledig conflict, als, bijvoorbeeld, in het drukke verkeer een auto een andere auto raakt en beschadigt waardoor er ergernis wordt opgewekt – en als we bovendien ook nog de indruk hebben dat de bestuurder van de ‘duurdere’ auto zich aanmatigend opstelt... Deze elementen en begrippen worden in het schema hierboven (figuur 1.1) samengevat.

Onze methoden van conflictdiagnose en conflictbehandeling zijn op dit conflictbegrip gebaseerd. Wanneer er sprake is van een misverstand, dan volstaat een van de beschreven methoden, bijvoorbeeld, ‘perceptieverduidelijking’, om de tegenstellingen op te lossen. En als we te maken hebben met een ‘incident’, is het voldoende als we een verklaring over onze ware bedoelingen afleggen: dit is in wezen een ‘verontschuldiging’, we erkennen weliswaar dat er een botsing op gedragsniveau heeft plaatsgevonden, maar geven ook aan dat het geen opzettelijke actie was en dat er geen negatieve gevoelens in het spel waren.